In vergelijking met de landen om ons heen wordt de keuze voor het type middelbaar onderwijs bij ons vroeg gemaakt, rond de leeftijd van 12 jaar. Deze keuze is erg belangrijk voor de toekomst van de leerlingen. In theorie kun je op het vmbo beginnen en dan via havo-vwo of via de mbo-hbo route zelfs nog op de universiteit komen, maar dat kost jaren extra en is niet makkelijk. Ook ‘afstromen’ van vwo naar havo of vmbo kan, maar er zijn financiële prikkels die maken dat een school dat liever niet heeft en andersom zijn er prikkels om zo kort mogelijk op school te blijven en dus niet te stapelen. In de praktijk blijkt ook dat leerlingen die op een bepaald niveau zijn geplaatst zich daar ook naar gaan gedragen, wat uiteraard vooral een probleem is bij onderadvisering. Het is dus van belang dat alle leerlingen bij de overstap van primair naar middelbaar onderwijs meteen op de goede plek geplaatst worden. En om dat te bereiken worden databases aangelegd met de leerprestaties. Ook worden algoritmes gebruikt om wat de leerlingen gedaan hebben in de laatste paar jaar te extrapoleren naar een volgende school, met vakleerkrachten per vak, met vakken die ze op de basisschool niet hebben.
CITO brengt leerling tot één enkel cijfer terug
N.B. De vorige paragraaf zit vol vooroordelen over wat hoog en laag is en heeft een impliciete bias voor het werken met je hoofd en tegen werken met je hand. Dit is helaas hoe het Nederlandse onderwijs in elkaar zit. Aan het eind van de basisschool krijgt een leerling een test, CITO of een andere, waarmee deze leerling tot één enkel cijfer wordt teruggebracht, op grond waarvan deze toets een advies voor vmbo-havo-vwo geeft. In de loop van de jaren speelde het oordeel van de leerkracht soms wel en soms niet mee. Op dit moment is het oordeel van de leraar weer leidend en kan naar ‘boven’ worden bijgesteld als het toetsadvies hoger is. De leraar baseert dat oordeel dan meestal wel weer op de data die in de loop der jaren in een leerlingvolgsysteem is verzameld. Omdat in dit systeem in de praktijk de achtergrond van de ouders een rol blijkt te spelen, is er een dicussie over of de numerieke toets niet weer leidend zou moeten zijn. Ook dat geeft al aan hoe ongewenst deze situatie is. Historisch is het misschien verklaarbaar waarom leerlingen, met al hun facetten, tot een punt op een lijn, en door de eindtoets zelfs tot één getal, teruggebracht worden en dat dan gematcht wordt op een divers aanbod aan scholen die ook op een rechte lijn worden gezet, maar voor de Piratenpartij is dit onaanvaardbaar.
Leerlingen worden continu gevolgd
Zoals bekend leidt dit tot onder- en overadvisering op een manier die in de praktijk sterk bepaald wordt door de sociaal-economische status van de ouders. Alleen daarom moet je dit niet willen en er gaan steeds meer stemmen op om de keuze wat later te doen. Eén aspect wordt daarbij onvoldoende belicht: in de moderne tijd betekent dit dat er zoveel mogelijk informatie wordt verzameld. In de laatste jaren van de basisschool worden leerlingen continu gevolgd en worden hun prestaties bijgehouden om te kijken of er voldoende ontwikkeling is. Dat leidt tot een bulk data over kinderen op plekken waar je dat niet wilt, namelijk in een gecentraliseerde database waar verschillende applicaties en personen toegang toe moeten hebben. Hoe ingrijpender de gevolgen van het basisschooladvies, hoe meer data je nodig hebt voor de gewenste ‘objectiviteit’. Tot zover het verkooppraatje van de softwareleverancier. Iedereen die begrijpt hoe software werkt en vooral hoe verschillend kinderen zijn, weet dat dit soort software alleen werkt voor de makkelijke gevallen, dus voor die groep waar toch al geen discussie over is.
Elke database belandt uiteindelijk op straat
Er zijn allerlei pedagogische en sociologische argumenten te geven waarom de schoolkeuze voor verreweg de meeste kinderen pas gemaakt kan worden op de middelbare school. Op grond van de prestaties bij de vakken die de leerling ook echt heeft. Door de docenten die aan dat kind lesgeven. En dus niet op de overgang van de ene naar de andere school. Maar er is ook een duidelijk argument vanuit het oogpunt van digitale burgerrechten tegen het basisschooladvies en voor een brede brugklas. Omdat dat advies grote gevolgen heeft voor de toekomst van het kind, moet dat ‘zorgvuldig’. Dus moeten er databases worden aangelegd met gegevens van minderjarige kinderen en moeten er voorspellingen worden gedaan met die data zonder dat leerkracht, leerling of ouder kan controleren of dat eerlijk is gebeurd. En de praktijk is helaas dat vrijwel elke database uiteindelijk op straat of bij Google en Facebook belandt.
Overstap naar een ander schooltype
Voor die kleine groep waar wel duidelijk is waar de belangstelling en capaciteiten liggen, kunnen categorale scholen blijven bestaan, maar de meerderheid van de leerlingen zal naar een school moeten kunnen gaan waar na twee of drie jaar nog steeds een overstap naar een ander schooltype mogelijk is. Zonder financiële consequenties voor de school, want die leiden tot perverse prikkels die niet in het belang van het kind en de samenleving zijn.
De Piratenpartij wil een brede brugklas
De Piratenpartij is voor een divers aanbod van scholen, met veel meer brede brugklassen en ze is tegen het gebruik van het basisschooladvies als enige leidraad voor toelating op een middelbare school.
gijs zegt
In mijn ervaring van tientallen jaren in het onderwijs is mij niets bekend van “financiële consequenties voor de school” die tot perverse prikkels zouden leiden. Leerlingen daar geplaatst waar ze de beste mogelijkheden konden ontplooien. Ik ben het er mee eens dat een overkill aan data onnodig en ongewenst is. Een ieder die ervaring heeft (gehad) met puberende kinderen weet dat de 12-jarige op zijn/haar 14e niet meer bestaat.
Andrel Linnenbank zegt
Opstroom en afstroom (van bv vmbo-t advies naar VWO diploma of andersom) is één van de parameters waarop de kwaliteit van de school wordt beoordeeld door de inspectie.