We horen steeds de fantastisch lovende verhalen over hoe belangrijk de verschillende handelsverdragen zijn. Maar aan de andere kant horen we dat het volgende handelsverdrag gevaarlijk is voor de privacy, en of zelfs voor de soevereiniteit.
Makkelijkere export betekent een grotere afzetmarkt voor producenten, en aan de consument worden lagere prijzen beloofd. Deze lagere prijzen gaan wel ten koste van de kwaliteitseisen die de lokale overheid aan producten en productieprocessen kan stellen. De Nederlandse kwaliteitseisen gelden natuurlijk niet in China, en laten we het maar helemaal niet over ARBO- en cao- en andere eisen hebben. Eigenlijk zijn deze verdragen dus vooral voordelig voor de exporteurs in deze wereld.
Vaak zie je de 17e-eeuwse visie dat export altijd goed is, en hoe meer hoe beter: export is geld verdienen en geld verdienen is altijd goed. Een beetje zoals het bekende Gallische dorpje in “Obelix en Co”. In dat verhaal gaat het dorp massaal menhirs produceren omdat de Romeinen ze maar blijven afnemen. Het einde van het verhaal was dat het Romeinse geld op raakte, en het dorp werkeloos werd. Dit is eigenlijk het scenario waar Olli Rehn Duitsland voor waarschuwt.
Internationale handel is een groot goed, maar export alleen is niet zaligmakend. Het is daarom ook niet verstandig om de Nederlandse waarden op te geven voor wat extra valuta. Het export-overschot van Nederland laat namelijk zien dat het geld dat met export verdiend wordt, niet besteed wordt: Het blijft bij de exporterende bedrijven hangen. De Nederlandse economie heeft niet een extra handelsverdrag nodig om de export op te stuwen, maar loonsverhogingen om de consumptieve bestedingen te bevorderen.