Wie beschermt Europa tegen de softwarepatenten?
Na 30 jaar met elkaar in de knoop te hebben gelegen hebben de EU-lidstaten, op Italië en Spanje na, nu getekend voor een EU-breed patentsysteem. Het centrale Europese Patenthof zal in Parijs zetelen en zal voor patenthouders de plaats zijn om patenten aan te vragen en geschillen omtrent patenten te beslechten.
Het Europees Octrooibureau, ofwel European Patent Office (EPO), dat het Europa-breed patentsysteem zal uitvoeren, was tot nu toe enkel de plek waar patenten op Europees niveau geregistreerd konden worden. Elk patent moest vervolgens vertaald worden naar landelijke wetten omtrent patentrecht. Ook handhaving van het patentrecht verliep steeds via rechtszaken die per land moesten worden aangespannen. Dit was een kostbare en tijdrovende onderneming, die bovendien het aantal patentaanvragen in Europa aanmerkelijk lager hield dan men op grond van internationale cijfers zou verwachten. In de nieuwe situatie zal de EPO patenten uitgeven, zonder dat er nog lokale vertalingen, naar letter en wet, hoeven plaatsvinden. De vraag is of de door voorstanders van een EU-breed patentsysteem als economisch zwakke schakel beschouwde oude regeling deze omslag rechtvaardigt.
In een door het European Scrutiny Committee (ESC) uitgebracht rapport wordt in ieder geval afgerekend met het idee dat de kleine en middelgrote bedrijven, waarvoor de overeenkomst bedoeld zou zijn, zullen profiteren van de nieuwe situatie. Volgens het rapport zouden kosten om te procederen voor deze groep stijgen en procedures zwaarder worden. Een cynische toeschouwer zou kunnen concluderen dat het voornamelijk de grote spelers zijn, voor wie de overeenkomst nu juist niet bedoeld was, die zullen profiteren.
Het ESC concludeert, zo niet cynisch, dan toch op zijn minst zeer terughoudend dat "het Europees Patenthof geen monopolie gegeven moet worden over zowel uniforme als Europese patenten tot zijn kwaliteiten bewezen zijn"
Maar er is meer aan de hand dan een blijkbaar slechte, maar mogelijk onschuldige inschatting van de te stimuleren bedrijfsklasse. Het Europese Patenthof wordt nu gepresenteerd als een versterking van de economische positie van Europa. Naast het feit dat dit twijfelachtig is en los van de vraag of dit inderdaad het geval is, zijn de sociopolitieke implicaties van deze overeenkomst enorm.
Hoort EPO bij het Europese hof?
Institutioneel gezien lijkt er in Europa vooral behoefte te zijn aan een naar behoren functionerend Europees Hof, waar patentrecht in evenwicht met het gehele lichaam van wetgeving kan worden behandeld. Patentrecht is immers, zoals keer op keer heeft aangetoond, een kwestie die zijn weerslag heeft op het welzijn en de gezondheid van mens en dier, samenleving en natuur. Een goede integratie van het Patenthof in de Europese juridische en institutionele structuur voorkomt dat
er een patentrechtspraak groeit die meer en meer voorrang krijgt op het maatschappelijk belang en de rechten van burgers. Het mag immers duidelijk zijn dat een patentagentschap meer baat heeft bij het uitgeven van patenten dan bij het consequent toetsen van het maatschappelijk belang van iedere uitgifte.
Juridische isolatie van patenten, niet te verwarren met specialisatie, is in dezen de eerste stap op weg naar een gedesintegreerd rechtssysteem. Bedrijfsrecht en samenleving krijgen vrij spel om volledig uit elkaar te groeien, in een situatie die vergelijkbaar is met het boven alle controle staande ACTA-tribunaal dat door het ACTA-verdrag gecreëerd zou worden.
EPO als democratisch instituut?
Het lijkt er daarnaast sterk op dat het EPO, inderdaad een niet-EU instantie, onvoldoende is ingebed in het Europese bureaucratische systeem. Ook als er geen fysiek samengaan is tussen Patenthof en Europees hof, zal een serieuzere inbedding moeten garanderen dat er een basale democratische manier van functioneren ontstaat. Het Patenthof moet allereerst zijn verantwoordelijkheid nemen ten opzichte van de Europese samenleving, en dus niet in eerste instantie opkomen voor het eigen welzijn en dat van patentaanvragers en -houders. Transparantie, wat betekent dat er basale toegang is tot beslissingsprocedures, en democratische controle zijn daarnaast randvoorwaarden voor een acceptabel functioneren van het patenthof.
Aangezien de huidige balans tussen nationale gerechtshoven en patentinstanties met betrekking tot patentrecht dreigt weg te vallen, is het vooralsnog een open vraag hoe deze democratische voorwaarden gegarandeerd zullen worden. Het gevaar wordt zeer tastbaar dat maatschappelijke belangen worden opgeofferd aan de belangen van patenthouders.Patenten staan dan niet langer in het teken van maatschappelijke belangen maar de maatschappij staat, in een vreemde omkering van de prioriteiten, ten dienste van de belangen van patenthouders.
Deze omkering tekent zich helder af in de situatie die nu zou kunnen ontstaan omtrent softwarepatenten: het Europees Parlement heeft zich meer dan eens tegen softwarepatenten in de EU uitgesproken. Toch staan er bij het EPO minstens tientallen, volgens sommigen zelfs duizenden, softwarepatenten geregistreerd. Deze softwarepatenten zijn nu niet rechtsgeldig, omdat het EP zich tegen softwarepatenten heeft uitgesproken.
Maar met het wegvallen van de macht van landelijke gerechtshoven kan de situatie ontstaan dat deze patenten alsnog gehandhaafd zullen gaan worden. Voor de gemiddelde webshop kunnen de gevolgen enorm zijn.
Een democratische economie?
Voorstanders van de huidige overeenkomst benadrukken dat patentrecht een zeer gespecialiseerd gebied is. Het Europese Hof zou niet zijn toegerust om deze taak op zich te nemen. In een gelijke trant van redenering dient men zich af te vragen hoe bekwaam het Patenthof zal zijn om fundamentele democratische rechten van de Europese- en wereldburger te handhaven, vanuit een niet-EU instituut.
Voordat het akkoord tot het instellen van een Verenigd Patenthof in werking kan treden, moet het eerst door alle deelnemende lidstaten worden geratificeerd. In de huidige sfeer van economische crisis mag gevreesd worden dat het fictieve 'versterken van de economie' als een toverformule zal werken op onze politieke vertegenwoordigers. Het is in elk geval van groot belang dat deze overeenkomst tot tot in de kleinste details uitgeplozen wordt door de Nederlandse politiek, zodat hij gezien kan worden voor wat hij is; een ondemocratische stap richting een in totale isolatie functionerend patentrecht.
Mogen we er op rekenen dat de Nederlandse parlementariërs deze gelegenheid zullen aangrijpen om zich gedegen te informeren en ook de belangen van Nederlandse burgers hierbij mee te wegen?
UPDATE: Vandaag is het duidelijk geworden dat de oorspronkelijke regeling, waarbij partijen bij het Europese Hof in hoger beroep konden gaan, geschrapt is door de Europese Raad. Het Europarlement zal het voorstel nu opnieuw moeten goedkeuren.