De Piratenpartij is een themapartij die zich concentreert op hoe men omgaat met informatie in de samenleving. Dit is terug te vinden in onze zeven kernpunten (zie ons partijprogramma). De thema's zijn in het kort privacy, transparante overheid, octrooien en auteursrecht. Er zijn zaken waarover vooralsnog in het partijprogramma geen standpunten staan beschreven. Als we bijvoorbeeld de economie nemen, hebben we hier zeker standpunten over de openheid van geldverkeer en de waarborging van privacy bij betalingen, maar niet over of de hypotheekrenteaftrek moet worden afgeschaft. Dit en vele andere zaken willen niet wij zelf beslissen, maar deze keuze willen we aan de burger overlaten.
We werken dus aan een directere democratie. De preciezere vorm die we voor ogen hebben is vloeiende democratie of beter bekend als liquid democracy. Lees verder voor het betoog van William S. Bainbridge over hoe dit er ongeveer uit kan zien, met voorbeelden van huidige vormen van vloeiende democratie. Zijn uitleg en interpretatie van dit maken duidelijk hoe wij in de toekomst invloed kunnen uitoefenen op beleid. De Piratenpartij implementeert reeds een goed deel van vloeiende democratie met het LiquidFeedback-systeem.
Vloeiende Democratie
WILLIAM SIMS BAINBRIDGE
(vertaald door Marco van Hulten)
Op internet gebaseerde social computing creëert op dit moment wereldwijd volledig nieuwe politieke werkelijkheden (Howard 2011). In Duitsland is er veel discussie over Liquid Democracy, innovatieve vormen van volksvertegenwoordiging, die veel flexibeler zijn dan die we gewend zijn. Om de fluctuerende eigenschappen van deze vorm van democratie te benadrukken, geef ik de voorkeur aan de term vloeiende democratie (fluid democracy).
Dit artikel is de verkenning tot de beschikbare technische middelen om het politieke proces te hervormen, gebruikmakend van geavanceerde informatietechnologie, om nieuwe alternatieven voor zowel representatieve democratie als directe democratie te ontwikkelen. In de vormen van representatieve democratie, zoals vandaag aanwezig in post-industriële maatschappijen, gebeurt het maar al te vaak dat gekozen vertegenwoordigers gemanipuleerd worden door rijke lobbygroepen, in plaats van het volk te representeren, of ze raken bevroren in gedateerde ideologieën. Directe democratie kent het gevaar dat het volk misleid wordt over de aard van de maatschappelijke problemen, of deze vervormingen nu uitgezonden worden via massamedia of door wensdenken. Hierdoor nemen zij misleide beslissingen en veranderen zelfs de beleidskoers zo snel dat er geen vooruitgang meer mogelijk is. Problemen die voortkomen uit beide uiterste vormen van het systeem zijn onder meer hoe het recht van minderheden te beschermen, hoe professionele expertise te incorporeren in de politieke besluitvorming, en te bedenken wat de juiste actie is in situaties waarin de publieke opinie nog niet gevormd is.
Het idee is niet zozeer om politieke tradities overboord te zetten uit pure fascinatie voor het nieuwe, maar om betere manieren te vinden welke de sterk gestegen vraag naar progressieve en reactieve overheid in een sterk veranderende culturele en economische omgeving te beantwoorden. Het is overduidelijk voor ieder dat de overheden van geavanceerde naties de laatste tijd slecht hebben gefunctioneerd en flinke verandering in hun modellen en methodes is nodig. Dit betekent echter niet dat zij die de oorspronkelijke systemen ontwikkeld hebben er slecht over na gedacht hebben. Integendeel, wij hebben nog veel van ze te leren.
Een welbekend probleem is de juiste balans te vinden tussen stabiliteit en snelle reactie, welke bijvoorbeeld de grondleggers van de wetgeving van de Verenigde Staten in essentie begrepen. Elke twee jaar wordt het Huis van Afgevaardigden van de Verenigde Staten gekozen, uit districten met ongeveer gelijke populatie. Deze kunnen daarom directer en sneller inspringen op de laatste publieke mening. Senatoren dienen het volk gedurende zes jaar, waarvan ongeveer een derde elke twee jaar herkozen moeten worden, maar welke geografische gebieden met ongelijke populaties representeren die hun eigen semi-onafhankelijke politieke systemen hebben. De kern is niet dat dit systeem perfect is, maar dat het de problemen in het ontwerp van stabiliteit versus snelle reactie onderkennen. Wanneer we, gebruikmakend van heel verschillende innovatieve instituties, nieuwe internetsystemen ontwikkelen om vloeiende democratie te bereiken, moeten we nog steeds deze problemen onder ogen zien. Eén voorbeeld van een ontwerpeigenschap dat ingebouwd moet worden in het nieuwe systeem, is een terugkoppelingsmechanisme dat zorgvuldig de verandering versnelt of vertraagt. Hiermee moet een dynamische balans bereikt worden die passend is voor de snelheid van verandering, en voor de afstand tot een te bereiken maatschappelijk doel.
Een ander voorbeeld is hoe privacy en verantwoordelijkheid in evenwicht te krijgen. Een klassiek voorbeeld is geheime verkiezingen, waarin de stemmers weten op wie zij stemmen, maar de politici niet. In complexere systemen is het lastig de juiste balans te vinden, bijvoorbeeld voor overheidspersoneel. Hoe kunnen burgers er zeker van zijn dat ze eerlijk worden behandeld door de overheid, terwijl de privacy van overheidspersoneel tot op zekere hoogte wordt gehandhaafd? Hoe kunnen betrouwbare klokkenluiders problemen aankaarten zonder hun carière op het spel te zetten? Terwijl we naar een nieuw politiek systeem bewegen, worden deze vragen acuut. Een dergelijk nieuw systeem wordt gefaciliteerd door moderne communicatietechnologie, waarbinnen veel mensen continu rollen wisselen. Iemand is op het ene moment een gewone burger, op een ander moment een politiek leider en op weer een ander moment een gewaardeerd werker met een publieke verantwoordelijkheid. We hebben nu geen vast ontwerpprincipe dat deze problemen ondervangt, maar we moeten hier over na blijven denken naarmate we de politiek vernieuwen.
Recente ontwikkelingen
Een goed startpunt is de verklaring opgesteld door de Liquid Democracy Squad van de Berlijnse Piratenpartij, een groep van ongeveer twee dozijn mensen die de mogelijkheden discussieerden tussen 30 september 2009 en 24 maart 2012. Hun voornaamste idee was dit:
Iedere deelnemer kan beslissen in hoeverre deze zijn eigen belangen wil ondersteunen of hoever hij wil worden gerepresenteerd door anderen. In het bijzonder, mag hij op ieder moment zijn stemrecht opnieuw opeisen en hoeft dit niet te wachten tot een nieuwe verkiezingsperiode. Dit resulteert in een netwerk van delegaties dat voortdurend wijzigt.
Zoals uitgewerkt door de groep van Berlijn, heeft een individu een significante hoeveelheid vrijheid om te bepalen hoe hij of zij wil worden gerepresenteerd. Met betrekking tot fiscale wetgeving, mag een persoon politieke partij A kiezen als vertegenwoordiger, terwijl hij of zij partij B voor milieubeleid kiest. In plaats van een partij, kan de persoon ook een ander individu kiezen. Al deze beslissingen kunnen elk moment worden gewijzigd.
Het is eenvoudig voor te stellen hoe dit online kan worden afgehandeld. Elke persoon zou beschikken over een eigen pagina in een met een wachtwoord beschermde overheidsdatabase. Het zou een lijst weergeven van een bescheiden aantal onderwerpen waarbinnen de overheid besluiten kan vormen, met de mogelijkheid van een dropdownmenu om een geregistreerde politieke partij te selecteren, of om de naam en het unieke identificatienummer van een ander individu. De database zou voor elk onderwerp voortdurend de steun van elke partij rangschikken. Deze berekent gewichtsfactors om de relatieve macht van die partij om te beslissen wat de volgende specifieke stemming voor dat onderwerp is. Zo zou de kracht in het parlement niet worden bepaald door hoeveel zetels politici hebben gewonnen, maar door de momentele fractie van de kiezers die hen hadden gekozen ze te vertegenwoordigen voor dit specifieke onderwerp.
In het geval dat kiezer A zijn stem delegeert aan kiezer B, zijn er twee mogelijkheden. Ten eerste kan kiezer A de partijkeuze van kiezer B overnemen; de keuze van kiezer A verandert dan mee met de keuze van kiezer B. Ten tweede, als kiezer B een bepaalde drempel behaalt van het aantal delegaties van andere stemmers, zou stemmer B effectief een onafhankelijk lid van het parlement worden. De balans tussen de invloed van de partij binnen het parlement ten opzichte van de invloed van individuele afgevaardigden van andere kiezers, kunnen veranderen in de loop van de tijd en tussen verschillende onderwerpen. Daarnaast kan elke kiezer meerdere selectiepagina's hebben binnen de beveiligde online database: een voor de regionale overheid, een voor de nationale overheid en idealiter zelfs een voor de wereldoverheid.
Elke politieke partij, en elke niet-partijgebonden individuele afgevaardigde, zou een publieke webpagina hebben met een lijst van standpunten over de verschillende algemene kwesties. Het is denkbaar dat sommige partijen of solo afgevaardigden ervoor kunnen kiezen om in privé te communiceren, of zelfs in het geheim, met individuele stemmers, zonder technische belemmeringen. Echter, een brede maatschappelijke discussie komt meestal ten goede aan de democratie. Dit systeem neemt aan dat een publiek debat heeft geïdentificeerd welke verschillende kwesties een rol spelen. Van de ene kant kun je zeggen dat fiscale wetgeving logisch is gescheiden van milieubeleid, maar als een beslissing moet worden genomen over het belasten van uitstoot van een vervuilende industrie, wordt het geheel complex.
Zodra de tijd aanbreekt vloeiende democratie te implementeren, zal er een groot aantal specifieke technische vragen naar voren komen, waaronder vragen over de gebruikte processen om opinieleiders en onderwerpsgebieden te identificeren. Het eenvoudige idee om een regeringsdatabase op te zetten met privé-pagina's voor elke stemmer is slechts één van de vele manieren om dit te doen, en voor een modern politiek systeem zouden verschillende processen moeten worden gecombineerd. Verder hebben we nog niet gezien hoe een politieke partij haar platform kan ontwikkelen, en we moeten bedenken hoe geavanceerde informatietechnologie dit moeilijke proces voor elkaar kan krijgen. Zonder te pretenderen op dit moment al te weten welke methoden moeten worden gebruikt in welke combinatie, kunnen we al wel mogelijke componenten catalogiseren voor een politiek systeem van de eenentwintigste eeuw dat gebaseerd is op het internet.
Componenten
Een groot aantal informatietechnologische methoden zijn recentelijk ontwikkeld om het maken van groepsbeslissingen te faciliteren, en deze kunnen op verschillende manieren worden samengebracht. Velen hiervan zijn over het algemeen niet gerepresenteerd in politieke termen, dus enige fantasie is nodig om alleen al de waardevolle technologische hulpmiddelen te herkennen. Hier beschouwen we er maar drie: reputatiesystemen, aanbevelingssystemen en online groepinformatie-systemen.
In zekere zin is Google een politieke entiteit die de wereldcultuur voorschrijft door te beslissen waar mensen de informatie vinden die ze willen. Dit functioneert als een dynamisch classificatiesysteem, dat complexer is dan ooit eerder bestaan heeft. Het is politiek, omdat het is gebaseerd op zoiets als stemmen in de vorm van verwijzingen die mensen op hun webpagina's zetten. Zonder in details te treden, gebruikt de Google zoekmachine twee typen data. De ene betreft de woorden die op een webpagina staan, en de andere is de structuur van verwijzingen naar een webpagina. Een centraal onderdeel van dit mechanisme is het PageRank-algoritme. Dit is een verzameling van algoritmes die een score aan elke webpagina toekennen in termen van de verwijzingen naar deze pagina, aangepast met de score van de verwijzende pagina's (Page et al. 1998).
Laten we als voorbeeld de Engelstalige Wikipedia-pagina van Pirate Parties International nemen. Om veel webpagina's die naar deze specifieke pagina verwijzen te vinden, kun je in de Google zoekmachine intypen: "link:en.wikipedia.org/wiki/Pirate_Parties_International". Op 21 oktober 2011 liet Google 141 dat soort pagina's zien, inclusief sommigen die behoren tot delen van de partij, evenwel pagina's in vele verschillende talen. Het intoetsen van "link:www.piratenpartei.de/" laat tien keer zoveel webpagina's zien. Het is ook mogelijk twee "link:"-URL's in te toetsen om een lijst te krijgen van alle pagina's die naar beide webpagina's verwijzen. Dit kan worden gebruikt als een metriek van hoe vergelijkbaar die twee pagina's zijn, in vergelijking met andere paginaparen die meer of minder inkomende verwijzingen gemeen hebben.
Zodoende is Google PageRank op de eerste plaats een maat voor populariteit, maar het kan ook worden gebruikt om data te genereren die aangeeft hoe vergelijkbaar webpagina's zijn. We moeten natuurlijk terughoudend zijn Google als ons stemsysteem te gebruiken. We kunnen inderdaad eenvoudig een overzicht krijgen van het relatieve aantal inkomende verwijzingen naar de webpagina's van politici, maar dat is niet hetzelfde als de populariteit bij de stemmers. Veel van de verwijzende pagina's met een hoge score kunnen horen bij ideologische organisaties, corporaties of doorgeslagen fanatisten die vele websteks opzetten die aandacht trekken omdat ze bizar zijn, niet omdat ze wijs zijn. Puur als een technische methode verwant aan een stemsysteem, is de Google zoekmachine uitzonderlijk succesvol en kan leerzaam zijn voor diegenen die het politieke systeem willen hervormen in het licht van geavanceerde communicatietechnologie.
In zekere zin is Google een reputatiesysteem, en haar methoden kunnen worden overgenomen om de reputatie van politieke leiders te meten of ze te clusteren in partijen als ze zich nog niet georganiseerd hebben. Het oorspronkelijke gebied waarin dergelijke netwerk-gebaseerde technieken waren ontwikkeld is bibliometriek, in het bijzonder het bestuderen van patronen van literatuurcitaties om de meest invloedrijke publicaties en wetenschappers te identificeren (Börner 2010; 2011). Gebruikmakend van een scala van computationele methodes, worden vergelijkbare methodes nu gebruikt in meerdere velden om leiders in een communicatienetwerk te identificeren.
Zoals beschreven door de groep van Berlijn, staat Flüssige Demokratie toe burgers van moment tot moment te laten beslissen wie hen rondom welke onderwerpen moeten representeren. We gaven eerder aan dat het belangrijk is een stabilisatiemechanisme in te bouwen in het politieke systeem, om een goede balans tussen snelle verandering en stabiliteit te krijgen. Eén manier om dat te doen is door het vertragen van een stem en de kiezer deze onmiddellijk te laten herroepen wanneer de kiezer van mening verandert. Een andere manier is stemdata te distribueren over de populatie, bijvoorbeeld door iemand te laten stemmen op zijn of haar verjaardag. Maar er zijn heel andere manieren om het systeem te stabiliseren, namelijk door politieke leiders punten toe te kennen voor hun prestaties binnen hun gebied, en deze dan geleidelijk laten verminderen.
Waarden
Volgens de traditionele sociologie kent elke levensvatbare cultuur een verzameling relatief stabiele waarden, veelal beschreven als breed gedeelde doelen voor sociale actie, ondersteund door systemen van normen gereguleerd door instituties (Parsons and Shils 1951). Vanuit dit traditionele idee leidde elke verzwakking van waarden en normen tot wat de Fransen anomie noemen, maar het wordt ook cultural strain en sociale pathologie (Durkheim 1897; Merton 1938; Smelser 1962) genoemd. Tegenwoordig lijkt dit idee naïef, omdat de voorwaarden van het leven in hoog tempo veranderen en omdat verschillende groepen in de maatschappij deze zeer verschillend ervaren (Bainbridge 1994). Echter, overheden hebben doelen nodig, dus het is nog steeds de moeite waard te vragen wat de waarden van de maatschappij zijn op een zeker moment. Tegelijkertijd moet een overheid met variatie en verandering om kunnen gaan.
Sinds de jaren 1930 zijn opiniepeilingen gebruikt om de heersende sentimenten in kaart te brengen, en eveneens om specifieke verkiezingsuitslagen te voorspellen of te begrijpen. Een recent voorbeeld is een reeks vragen over overheidsprogramma's [van de Verenigde Staten] die deel zijn van de General Social Survey (GSS), een lang draaiende studie met vragenlijsten voor Amerikaanse burgers. Ik ben hier in het bijzonder bekend mee, omdat ik voor de financiëring zorgde in het midden van de jaren 1990, en regelmatig de data heb gebruikt voor eigen onderzoek. Eén specifieke vraag van die lijst, betreffende financiëring voor het ruimteprogramma, is een bruikbare, toekomst-georiënteerde vraag die hieronder wordt besproken.
De GSS wordt afgenomen door een interviewer in het huis van de ondervraagde en de interviewer zou de vragenlijst als volgt afnemen: "We staan voor vele problemen in dit land, geen van welke eenvoudig of goedkoop kunnen worden opgelost. Ik zal enkele van deze problemen noemen en voor elk probleem, mag je vertellen of we te veel, te weinig of de juiste hoeveelheid geld hieraan besteden." In 1973 was 61,4% van de 1430 ondervraagden van mening dat er te veel wordt besteed aan "the space exploration program," terwijl 7,5% zei dat er te weinig werd geïnvesteerd in dit programma, en 31,1% vond dat de juiste hoeveelheid werd geïnvesteerd. Deze resultaten konden worden vergeleken met andere overheidsprogramma's en met de ondervraagden voor het ruimteprogramma in andere jaren. In 2010 vond 37,7% dat er te veel werd uitgegeven aan ruimteonderzoek, 17,2% vond te weinig en 45,1% zei dat de huidige investering ongeveer goed was. Wie deze en andere resultaten van de General Social Survey wil bekijken, kan dat online doen.
Als deze data zouden worden gebruikt als de basis voor het maken van beslissingen d.m.v. directe democratie, zou het ruimteprogramma zijn beëindigd in 1973, maar zou het vandaag weer draaien. Het is mogelijk om de stem van verschillende burgers te wegen om sommige burgers meer invloed te geven dan anderen. Zo zouden bijvoorbeeld opgeleide mensen en diegenen die hoger scoren op tests van wetenschappelijke kennis, meer voor ruimteonderzoek zijn dan anderen. We hebben reeds gezien hoe voorstanders van vloeiende democratie van plan zijn opinieleiders aan te wijzen en macht te geven. Er is echter een andere maar zeer verenigbare benadering, waarin de algemene waarden van een zekere overheid of beleid wordt geïdentificeerd. Verder wordt gemeten hoe belangrijk die specifieke waarden zijn voor de maatschappij, zelfs als zij momenteel het specifieke probleem niet begrijpen. Dan zouden professionele experts door een vergelijkbaar maar complexer proces gaan om te bepalen hoe die doelen te bereiken.
Ik kies hier voor het ruimteprogramma, omdat ik jaren geleden een voorbereidend onderzoek heb uitgevoerd om te zien welke methoden nodig zijn (Bainbridge 1991). De inspiratie kwam voort uit mijn ervaring met het ongeluk met de spaceshuttle Challenger in 1986 en het afgrijzen deelde met mijn collega's van het Jet Propulsion Laboratory van NASA waar ik destijds werkte. Gezien ik geen financiering had om de mening van het algemene publiek te onderzoeken, keerde ik naar de redelijk geïnformeerde studenten van Harvard Univsersity. Ik nam twee zeer verschillende vragenlijsten af. De eerste bestond uit met name open vragen, waarvoor de respondenten werden aangemoedigd een aantal mogelijke doelen voor het ruimteprogramma op te schrijven, en 1007 studenten deden dat ook. Hun antwoorden werden ingevoerd in een computer, hoewel de classificatie handmatig werd gedaan, gezien computers van die tijd nog niet ver genoeg ontwikkeld waren dit automatisch uit te voeren.
Op basis van de eerste vragenlijst is een tweede afgeleid, bestaande uit 125 verschillende ruimtedoelen. De respondenten moesten aan deze doelen een score toekennen voor hoe belangrijk elke reden is om het ruimteprogramma voort te zetten. Gezien het om meer dan 10^7 data ging wat te veel was voor de statistische sociale-wetenschappen-software van die tijd, heb ik een eigen programma geschreven om de relevante statistieken af te leiden. Zo waren militaire waarden anders dan wetenschappelijke waarden, welke weer anders waren dan idealistische doelen. Dit voorbereidende onderzoek is gerapporteerd in een boek, nu online beschikbaar.
Ik heb betoogd dat de financiering geheel moet worden besteed aan fundamenteel onderzoek in wetenschap en techniek. Dat zal onze kennis van het universum verhogen en mogelijk de weg naar meer geavanceerde ruimtetechnologie in de komende decenia bereiden. Het bemande ruimtevaartprogramma moet worden beeindigd (Bainbridge 2009b). Daarentegen zal elke politicus die hiervoor pleit, waarschijnlijk stemmen verliezen, omdat veel burgers het idee van menselijke ruimtevaart leuk vinden en niet het technische begrip hebben om te weten hoe weinig we op dit moment kunnen bereiken.
Als we weten welke delen van de bevolking wat wil, weten we nog niet hoe we dat voor elkaar kunnen krijgen. Het helpt ons evenmin de kosten te wegen tegen de kosten en voordelen van andere doelen die de bevolking ook wil. De vloeiende netwerkmethode zoals beschreven in het voorgaande en door vooraanstaande denkers in de wereldwijde Piratenpartij uitgewerkt in de algemene principes, zou moeten werken voor veel problemen. Het is echter zinvol een tweede methode te beschouwen, in combinatie met de eerste methode. De tweede methode die ik in gedachten heb, is collegiale toetsing (peer review), gebruikt voor veel wetenschappelijke publicaties en de financiering van wetenschap. Het kan met name geschikt zijn voor moeilijke technische uitdagingen die buitengewoon solide expertise en tijd vereisen.
Expertise
Het grote publiek conceptualiseert vaak het politieke proces alleen in termen van de verkiezingen en wetgeving, maar een groot deel van de echte besluitvorming vindt plaats binnen overheidsinstellingen, waar de processen inherent onduidelijk zijn en opzettelijk verborgen voor het publiek. Belangrijke uitzonderingen op dit gebrek aan transparantie zijn veel wetenschapsfinanciers van technisch geavanceerde landen. Met name het wetenschappelijke proces van collegiale toetsing omvat een zeer groot aantal deskundigen, die geen ambtenaren zijn, maar onderwijs geven in universiteiten of soms aan andere technische instellingen werken. Het gebruik van deze methoden kan worden uitgebreid, terwijl vloeiende democratie wordt geïntroduceerd in de verkiezings- en wetgevingsprocessen. Zo kan er goed gebruik gemaakt worden van kennis van zaken die te gespecialiseerd of complex is voor het grote publiek.
Hier volgt een van de manieren waarop een hedendaags wetenschappelijk instituut het proces van collegiale toetsing (Bainbridge 2011) kan gebruiken. Ik zal het beschrijven in termen die enigszins geïdealiseerd zijn.
In de loop van de menselijke wetenschappelijke ontwikkeling, verschijnen nieuwe gebieden. Tegelijkertijd ontwikkelt zich een gevoel voor waar de wetenschappelijke gemeenschap zich op moet richten. In een wat chaotisch proces kunnen individuen en kleine vakgroepen witboeken schrijven, waarin het potentieel van een nieuw gebied wordt beschreven. Een wetenschapsfinancier [zoals NWO] kan dan een reeks kleine workshops financieren, of zelfs een grote conferentie. Zij kan dan een wetenschappelijke agenda uitwerken voor het beginnende onderzoek van het gebied. Als het resultaat van deze communicatie veelbelovend is, zal een nieuw financieringsinitiatief worden aangekondigd, met benodigde fondsen. Een formele aankondiging of uitnodiging wordt geplaatst op het web, om academici de mogelijkheid te geven voorstellen te schrijven, binnen een bepaalde termijn. De weken na de uiterste datum voor indiening zijn een spannende en veeleisende tijd voor de medewerkers van het wetenschapsbureau dat de verzoeken heeft geplaatst, omdat ze de voorstellen moeten sorteren in categorieën voor de collegiale toetsing. Strikt gesproken zijn enkele van de wetenschappers die het nieuwe programma beheren geen werknemers bij de overheid maar universitaire onderzoekers die zijn gekomen voor een beperkte tijd, vaak twee of drie jaar. Zij zullen terugkeren naar hun universiteiten als hun missie is voltooid. Deze afwisseling illustreert een andere vorm van vloeiende democratie, welke op grotere schaal kan worden toegepast in de regering.
Laten we zeggen dat er 500 verschillende voorstellen zijn ingediend. Dit is veel te veel om in een keer te beoordelen. Daarom worden ze onderverdeeld in groepen op basis van de nodige kennis deze te evalueren. Na veel lezen en discussiëren, kunnen de programmamedewerkers bijvoorbeeld beslissen deze in te delen in 20 groepen van 25. Elk van de 20 groepen zou als een eenheid worden beoordeeld door één forum van beoordelaars, beheerd door één of twee programmamedewerkers. De managers van elk forum werven vervolgens beoordelaars, na een combinatie van de volgende twee benaderingen.
Het is mogelijk om afzonderlijke recensenten te werven voor elk voorstel, de zogenaamde ad-hocrecensenten. Het is ook mogelijk te werven uit een groep van forumleden, die elk verschillende voorstellen kunnen beoordelen. Zo zou een forum dat 25 voorstellen evalueert, elk 10 forumleden hebben, van welke elke 10 voorstellen evalueert, om 4 beoordelingen te geven voor elk voorstel. Natuurlijk kan het forum alle 50 voorstellen verwerken, als de helft van de recensies van het ad-hoc-type zijn. Elke schriftelijke beoordeling zou een korte beoordeling van de kwaliteit van het voorstel kunnen geven. Daarnaast kan het een tekst bevatten volgens een sjabloon met de criteria voor de betreffende wedstrijd.
Er is grote zorg genomen belangenverstrengeling te voorkomen. Zo is meestal niemand van wie voorstellen indient een recensent of forumlid. De voorstellen en beoordelingen zijn meestal vertrouwelijk en iedereen die betrokken is bij het proces zweert geen inbreuk te maken op intellectuele-eigendomsrechten [d.w.z. immateriële monopolies zoals auteursrecht en octrooien]. Afhankelijk van het wetenschappelijke bureau, kan het forum al dan niet de voorstellen rangschikken, maar het zal zeker de voorstellen die aandacht verdienen scheiden van die dat niet verdienen. Afhankelijk van de regels van het desbetreffende agentschap, kunnen de bestuurders van het programma een belangrijke rol spelen bij de beslissing welke van de subsidiabele voorstellen daadwerkelijk worden gefinancieerd.
Het hele proces is gefaciliteerd op het internet. Afgezien van eerdere beoordelingen, hebben de programmaofficieren efficiënte hulpmiddelen voor het vinden van nieuwe recensenten, zoals het controleren van de roosters van recente conferenties in het gegeven gebied, en natuurlijk het bezoeken van academische websteks. Recensenten en forumleden worden geworven via e-mail. Een speciaal webgebaseerd informatiesysteem zorgt voor de indiening van voorstellen, en de distributie daarvan aan de personen die de beoordelingen zullen schrijven. Tijdens een forumbijeenkomst, geeft een goed ontworpen groupwaresysteem forumleden toegang tot de voorstellen en beoordelingen voor hun specifieke forum. Een aantal organisaties hebben onlangs geëxperimenteerd met het online uitvoeren van het forum, met behulp van videoconfereren of zelfs in virtuele werelden zoals Second Life (Bohannon 2011). We zien meestal de rotators, reviewers, en forumleden niet als politieke vertegenwoordigers, omdat we ons op hun technische expertise neigen te richten in plaats van hun waarden. Maar idealiter vertegenwoordigen ze het publiek door middel van hun oordeel hoe de doelen met maatschappelijk nut te bereiken. Ik kan me voorstellen dit systeem uit te breiden – met elke verbetering die we kunnen bedenken – voor de besluitvorming buiten de wetenschappelijke financiering. Enquêtes, aanbevelingssystemen, en de door de commissie Berlijn voorgestelde vorm van vloeiende vertegenwoordiging, kunnen de doelen definiëren die de maatschappij wil bereiken. Een vloeiende collegiale toetsing kan dan fungeren om de middelen te bepalen om deze te bereiken.
Decentralisatie van overheid
In de oudheid werd de politieke macht afgedwongen door knuppels en speren, en later kwam deze voort uit de loop van een geweer, dus het werd noodgedwongen gebonden aan een bepaald territorium verdedigd door een leger. Maar als de mensheid zich kan ontwikkelen voorbij oorlogvoering, of in ieder geval zich kan verzekeren van vrede in grote territoriale eenheden, hoeft de ultieme basis van een staat niet meer militair van aard te zijn. Dat betekent dat overheidsacties en beleidsmaatregelen kunnen worden ontwikkeld en toegepast op een andere wijze dan territoriale verdediging. Met het internet, hoeven politieke kieskringen niet langer te worden gedefinieerd in termen van geografische districten, maar zij kunnen delegeren aan de subgroepen van de mensheid die het meest te maken hebben met het probleem. Zo wordt het mogelijk te bereiken wat Bruce Tonn en David Feldman (1995) niet-ruimtelijke regering noemden.
Er zijn voorbeelden in het verleden waar overheidjurisdicties in zekere mate overlappen, afhankelijk van de te vervullen functies. Kiesdistricten, schooldistricten en postbezorgingsgebieden vallen vaak niet samen. De Tennessee Valley Authority werd opgericht door de Amerikaanse overheid in 1933 om te voorzien in de energiebehoefte en het beheer van hulpbronnen in een gebied met betrekking tot delen van zeven staten. President Roosevelt conceptualiseerde dit als een nieuw soort organisatie, "een corporatie, bekleed met de macht van de overheid, maar in het bezit van de flexibiliteit en de initiatief van een particuliere onderneming" [history of TVA]. Hoe over dit (nog steeds lopende) experiment ook geoordeeld wordt, het suggereert dat voor bepaalde doeleinden zelfs ouderwetse vormen van overheid gebieden geografisch kunnen aggregeren voor bestuur voor verschillende doeleinden.
De huidige communicatietechnologie stelt ons in staat om helemaal te ontsnappen aan geografische grenzen. Net zoals vloeiende democratie mensen wil samenbrengen in netwerken waarin tijdelijke opinieleiders de voortdurend wisselende kiesdistricten kunnen vertegenwoordigen, kan het toepassingsgebied van de besluitvorming en de toepassing van het beleid geografisch verschillen voor elk onderwerp en op elk moment in de geschiedenis. Voor sommige beleidskwesties, kunnen heel verschillende systemen naast elkaar bestaan in een bepaald gebied, maar ten behoeve van verschillende kiesdistricten.
Een goed hypothetisch voorbeeld is huwelijkswetten. In seculiere samenlevingen, is het huwelijk niet langer een heilige instelling gebonden aan traditionele gebruiken, maar een soort contract waarvan veel verschillende versies zijn. In de loop van de menselijke geschiedenis, zien we een breed scala van echtelijke praktijken. Wat we er zelf ook van vinden, veel oude samenlevingen hadden strikte regels van exogamie: ze verboden het huwelijk binnen bepaalde culturele segmenten van de samenleving (Levi-Strauss 1969). Anderen stonden polygamie toe en anderen verschilden sterk in de regels voor erotisch gedrag bij jonge mensen (Malinowsky 1927). Waarom moeten beslissingen over de legitimiteit van verschillende praktijken worden beslecht door de lengte- en breedtegraad waar de mensen wonen?
Gezien de liberalisering van de lokale wetten met betrekking tot het huwelijk, kun je je meerdere wereldwijde netwerken voorstellen die elk de mensen reprensenteren die zo'n specifiek echtelijk systeem willen volgen. Het huwelijksnetwerk zou zelf de ontwikkeling van de precieze normen voor huwelijkcontracten kunnen bepalen. Deze zou eveneens een online datingservice, een huwelijksadviesbureau en rechtbank kunnen ontwikkelen die aansluiten op de principes van dit specifieke huwelijksnetwerk. Het netwerk kan oordelen in het geval van echtelijke onenigheid – met uitzondering van de meest gewelddadige uitbarstingen die wellicht lokaal moeten worden behandeld – en remedies definiëren voor de meeste problemen. Alleen mensen die getrouwd zijn binnen het systeem van een bepaald netwerk zouden deelnemen aan de politieke processen, maar ze kunnen overal op de planeet wonen.
Het is mogelijk dat na verloop van tijd veel instellingen van de samenleving niet-ruimtelijk worden, of dat deze op zijn minst verschillende alternative, gespecialiseerde politieke netwerken toelaten. In de grote steden bestaan al meerdere typen schoolsystemen – seculier, religieus, publiek, privaat – evenals thuisonderwijs in de Verenigde Staten. Elk systeem kan alleen worden gefinancierd door het eigen kiesdistrict, zodat niemand verplicht is belasting te betalen voor een specifieke vorm van onderwijs welke ze niet goedkeuren. Meerdere overlappende schoolsystemen zou dus hun eigen politieke systeem met vloeiende democratie hebben, elk ontworpen om aan de specifieke behoeften van de achterban te voldoen.
Of we nu echt bereid zijn om gebruik te maken van niet-ruimtelijke overheden, het wereldwijde digitale communicatienetwerk laat dit toe. Huwelijken en scholen zijn misschien niet eens de beste voorbeelden van instellingen die klaar zijn om te evolueren voorbij de beperkingen van de lokale geografie. Internet biedt de wereld een grote vrijheid, langs vele dimensies van het menselijk handelen en ervaring. We hebben wijsheid nodig die groter is dan een individu kan bezitten om te weten welke richting we eerst moeten verkennen.
Immateriële monopolies
Het idee dat de overheid immateriële monopolies moeten reguleren door middel van auteursrechten en octrooien is relatief recent in de menselijke geschiedenis. De precieze details van welk intellectuele eigendom wordt beschermd voor hoe lang variëren tussen landen en veranderen van tijd tot tijd (Bainbridge 2003). Als wetenschapper ben ik beledigd door het feit dat wetenschappers geen wettelijke rechten krijgen toegekend met betrekking tot hun ontdekkingen, die mogelijk veel intellectuele arbeid hebben gevergd. Aan de andere kant kan een ingenieur een nieuw apparaat bedenkt vaak wel patenteren, en zelfs slechte auteurs krijgen auteursrecht op hun krabbeltjes. Er zijn twee standaard sociologische rechtvaardiging voor octrooien of auteursrechten: Ze belonen makers voor hun arbeid en ze stimuleren tot meer creativiteit. Beide zijn empirische beweringen die wetenschappelijk kunnen worden getest en zouden in een aantal gevallen onwaar kunnen zijn (Ganz-Brown, 1998; National Research Council 2000).
Neem muziek (Bainbridge 2000). Sterren bestonden vóór de 20e eeuw, zoals Franz Liszt en Niccolo Paganini, maar massamedia produceerden een beroemdheidsysteem ter bevordering van een paar sterren waarvan de muziek niet per se de beste of meest divers is. Auteursrecht biedt bescherming voor distributiemaatschappijen en voor een paar beroemdheden, en draagt aldus bij aan het instand houden van de huidige industrie, maar het kan schadelijk zijn voor de meerderheid van de artiesten. Dit is vergelijkbaar met de beroemde ironie van Anatole France, "De wet, in zijn majestueuze gelijkheid, verbiedt de rijken en de armen om onder bruggen te slapen." In theorie, heeft het auteursrecht betrekking zowel op de creaties van beroemdheden als onbekenden, maar alleen grote distributiebedrijven hebben de middelen om hun eigendomsrechten te verdedigen in de rechtbank. In zekere zin is dit heel eerlijk, want niemand wil onpopulaire muziek stelen, maar door het ondersteunen van de eigendomsrechten van beroemdheden, versterkt auteursrecht hen als een klasse in tegenstelling tot anonieme musici.
Deregulering van muziek – afschaffen van auteursrecht – kan het voordeel van gecentraliseerde muziekproductie boven gedecentraliseerde en diverse muziek kunnen verminderen. In een geliberaliseerde markt, kan het internet lokale en niet-commerciële muzikanten kunnen helpen het publiek te vinden. Ongetwijfeld heeft de communicatietechnologie van de twintigste eeuw cultuur gecommercialiseerd, maar nu kan het internet dit decommercialiseren door het verwijderen van de macht van de distributiebedrijven.
Muziek delen op het internet is uitgegroeid tot een belangrijke factor in het sociale leven van kinderen en jongeren, die muziek downloaden voor eigen gebruik of om als cadeau te geven aan vrienden. Zodoende zou op het niveau van gezinnen auteursrecht afschaffen zowel moreel als economisch voordelig kunnen zijn. Echter, op een veel hoger niveau zouden exportlanden van cultuur (met name de Verenigde Staten) verliezen, maar we kunnen niet echt voorspellen wat het netto resultaat is in afwezigheid van gedegen onderzoek. Op dit moment hebben we geen goede transnationale gegevens over het delen van bestanden of een goed ontwikkeld theoretisch kader om te onderzoeken of bescherming van het auteursrecht cultureel imperialisme ondersteunt of juist de positie van diverse culturen in de wereldwijde markt verbetert.
Afgezien van de economie van de muziek, zijn er vele vragen in het domein tussen bestuur van de creativiteit en muziektechnologie. Een halve eeuw geleden, bestond een heel andere technologie die politieke gevolgen had, namelijk bandrecorders. Ik kreeg mijn eerste bandrecorder in 1958. Dit was twee jaar nadat ik mijn eerste computerspel kreeg, de opmerkelijke Geniac.
Gedurende enkele jaren gebruikte ik bandrecorders om persoonlijke copieën te maken van klassieke muziek van New York City FM radiostations, inclusief vele Europese avantgarde-concerten die nooit verschenen zijn op commerciële opnames. Ik had er nooit bij stil gestaan dat ik iemand anders' "intellectueel eigendom" zou schaden. Mijn derde en vierde bandrecorders waren kwart-track stereomachines die twee uur high-fidelity monofone muziek konden brengen op een enkele goedkope band. De radiostations publiceerden hun programma's ruim van tevoren, dus het was leuk en gemakkelijk om deze opnames te maken. Er was weinig animo om kopieën voor vrienden te maken, omdat ze verschillende muzikale smaken hadden en omdat het kopiëren meer tijd en moeite kostte dan het maken van de originele opname. Dvd's en online delen van bestanden maken het kopiëren gemakkelijker, maar er is ook een verschuiving in het doel van kopiëren en wat voor soort muziek wordt gekopieerd. Reel-to-reel bandrecorders, zoals degene die ik een halve eeuw geleden had, waren vaak gebruikt om live-evenementen op te nemen, en waren niet een goede technologie om populaire muziek te leveren aan het grote publiek.
Dit is de echte politieke dimensie in deze kwestie. Muziekdistributiebedrijven, en de massamedia in het algemeen, buiten mensen uit door middel van reclame die trucs gebruikt om hen cultureel inferieure producten te doen kopen. Tienerkinderen, lichamelijk uitgeputte arbeidersklassegezinnen en mensen die sociaal geïsoleerd zijn van de plaatselijke muziekcultuur, leren de laatste opnames van beroemdheden te adsorberen. In het algemeen moeten we zoeken naar de decommercialisatie van de kunsten, zelfs bij het belonen van lokale kunstenaars.
Dit brengt ons terug naar decentralisatie, en op nieuwe technologieën gebaseerde vormen van democratie. Aan de ene kant kunnen we auteursrechten afschaffen en toekijken terwijl de muziek-distributie-industrie wegkwijnt, zoals reeds lijkt te gebeuren met tijdschriften en kranten. Of we zouden zo aantrekkelijker vrije bronnen van muziek kunnen maken, dat de massa's bevrijd worden van hun huidige culturele slavernij, en stoppen met het kopen van muziekopnames. Het geld kan in plaats hiervan aan hun lokale singer-songwriter worden gegeven. Waarschijnlijker is dat er een aantal dingen in één keer gaan gebeuren, en een verscheidenheid aan collectieve beslissingen worden gemaakt door overheden, gilden van uitvoerende kunstenaars, en segmenten van het grote publiek. De hierboven beschreven online decentrale besluitvorming zal dan van pas komen voor de muziek en de vele subculturen hierin, evenals voor de kunsten en vele andere dimensies van het leven.
Conclusie
Vloeiende democratie kan worden beschouwd als een high-tech aanpak voor het verbeteren van bestaande overheidsinstellingen of een revolutionaire aanpak die deze instellingen volledig vervangen. Een van de aanpassingsmechanismes zou kunnen zijn hoe revolutionair deze in de praktijk is. Zo zouden alle financiële verplichtingen uit het oude systeem vervallen. Zodra beleggers vloeiende democratie zien stijgen in populariteit binnen de politiek, zouden zij er goed aan doen staatsobligaties te verkopen, omdat deze "effecten" heel goed niets meer waard kunnen zijn. Op het moment dat vloeiende democratie een feit is, kan het nieuwe systeem overheidsschuld vermijden. Dit kan door over verschillende overheidsinstanties een percentage van de belastinginkomsten toe te kennen, i.p.v. een vast aantal euro's. Die toekenning kan jaarlijks worden besloten door de kiezers te laten bepalen welke fractie naar welk departement gaat of welke politieke partij de beslissingen moeten nemen.
Het is duidelijk dat we een lange weg hebben te gaan voordat vloeiende democratie een realiteit kan zijn. Naast politiek activisme is veel onderzoek en technologische ontwikkeling nodig. Een groot aantal puzzlestukken moeten nog worden samengevoegd. Het is echter al duidelijk dat politieke structuren reeds falen. Met de volwassenheid van het internet, is het duidelijk dat het nu de tijd is voor een radicale verandering in de menselijke geschiedenis.
Wouter Drucker zegt
Interessant, maar weinig helder (IMHO).
A. Noniem zegt
Inhoudelijk zie ik 1 heel groot bezwaar: Een overheidsdatabase waar iedere burger over elke onderwerp (indirect) zijn mening kan geven ? Serieus ? Dat lijkt me vanuit privacy overwegingen geen goed idee.
En inderdaad, het verhaal is niet erg helder..
Joek zegt
Dan krijg je bij Rick Nieman, RTL 4, de kans om 30 seconden de kans
om je partij te promoten en dan weet je je tekst niet meer!!!
Kansloos dit!
aapje banaantje zegt
ik stem zo is op piraten partei
sebald zegt
Problemen los je op door ze niet verder uit te stellen…dus kom maar op met die database, en we zullen wel zien wiens integriteiten of privacy worden geschonden, dan maar hopen dat het niet om het jouwe gaat. Nou hoop ik dat er iets mogelijk is dat het dan ook voor iedereen transparant en werkbaar maakt.
Hoewel ik ook maar weinig met techniek heb, ga ik er ook vanuit dat alles bijna wel te kraken valt, maar als je er toch voor open staat dat het mogelijk is, waarom zou je het niet doen als je al zo dichtbij bent?
De Digi-D is pas ook gekraakt en wat weten we ervan, nou als je er genoeg van weet dan is het nog bijna niet te kraken of beter te beveiligen. Dus als je digi-d nou ook niet veilig is, wie heeft het dan nog over de privacy van deze database?